-
1 een kind een pak slaag geven
een kind een pak slaag gevenspank/wallop a child, give a child a spankingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een kind een pak slaag geven
-
2 iemand (een pak) slaag geven
iemand (een pak) slaag gevendonner une correction à qn.; 〈 een zware nederlaag toebrengen〉 faire prendre la piquette à qn. -
3 iemand een pak slaag geven, toedienen
iemand een pak slaag geven, toedienendonner une raclée à qn.Deens-Russisch woordenboek > iemand een pak slaag geven, toedienen
-
4 iemand (een pak) slaag geven
iemand (een pak) slaag gevenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand (een pak) slaag geven
-
5 zijn handen jeuken om hem een pak slaag te geven
zijn handen jeuken om hem een pak slaag te gevenDeens-Russisch woordenboek > zijn handen jeuken om hem een pak slaag te geven
-
6 mijn handen jeuken om hem een pak slaag te geven
mijn handen jeuken om hem een pak slaag te gevenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > mijn handen jeuken om hem een pak slaag te geven
-
7 pak
2 [kostuum] suit3 [bij elkaar gebonden geheel] 〈 baal〉 bale; 〈 partij〉 batch; 〈 bundel, pakket〉 bundle; 〈 stapeltje〉 packet4 [laag, vracht] pack5 [bagage] bag♦voorbeelden:1 een pak koekjes/koffie • a packet of biscuits/coffeeeen pak melk • a carton of milkeen pak suiker/meel • a bag of sugar/flourdat is een pak van mijn hart • that is/takes a load off my mindeen nat pak halen • get drenchediemand in het pak steken • clothe someonehij zit goed in het pak • he dresses smartly3 een pak oud papier • a batch/bundle of wastepaperhet was weer van hetzelfde laken een pak • it was the same thing all over againer lag een dik pak sneeuw • the snow lay thick everywhere¶ iemand een pak rammel geven • give someone a beating/a good hidingeen kind een pak slaag geven • spank/wallop a child, give a child a spankingeen pak slaag krijgen • get a whackingbij de pakken neerzitten • throw in the towelje moet niet bij de pakken neerzitten • never say diemoet je een pak voor je billen/broek? • (do you) want to get your trousers dusted? -
8 pak
♦voorbeelden:een pak oud papier • un paquet de vieux papierseen pak sneeuw • un paquet de neigede prijs staat op het pak • le prix est indiqué sur l'emballage2 een nat pak halen • 〈 nat regenen〉 recevoir une douche; 〈 in het water vallen〉 prendre un bain forcégoed in het pak zitten • être bien habilléeen pak slaag krijgen • recevoir une racléeiemand een pak slaag geven, toedienen • donner une raclée à qn.bij de pakken neerzitten • baisser les brasiemand een pak op zijn donder, sodemieter, verdommenis geven • flanquer une rossée à qn.; 〈 figuurlijk〉 engueuler qn.dat is een pak van mijn hart • cela m'enlève un poids du coeuriemand een pak van het hart afnemen • enlever un poids à qn.moet je een pak voor je billen, je broek? • tu veux une fessée? -
9 slaag
♦voorbeelden:¶ iemand (een pak) slaag geven • donner une correction à qn.; 〈 een zware nederlaag toebrengen〉 faire prendre la piquette à qn. -
10 slaag
-
11 iemand op zijn bliksem geven
iemand op zijn bliksem geven〈 een pak slaag geven〉 dérouiller qn.; 〈 berispen〉 engueuler qn. -
12 give
n. buigzaamheid--------v. geven; aangeven; toegeven; geven (feestje geven)give1[ giv] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 het meegeven ⇒ elasticiteit, buigzaamheid♦voorbeelden:————————give22 meegeven ⇒ in(een)zakken, bezwijken, (door)buigen, verslappen, toegeven♦voorbeelden:¶ give on(to) • uitzien op, uitkomen op, toegang geven tot〈 informeel〉 what gives? • wat is er gaande?→ give away give away/, give in give in/, give out give out/, give over give over/, give up give up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 geven ⇒ schenken, overhandigen2 geven ⇒ verlenen, verschaffen, gunnen3 geven ⇒ opofferen, wijden5 geven ⇒ aanbieden, ten beste geven6 (op)geven ⇒ meedelen, verstrekken7 geven ⇒ produceren, voortbrengen♦voorbeelden:give someone medicine • iemand geneesmiddelen toedienengive him my best wishes • doe hem de groeten van mijgive a daughter in marriage • een dochter ten huwelijk schenkengive someone into custody • iemand aan de politie overleverengive me the good old days • geef mij maar de goeie ouwe tijdgive one's heart to someone • een warm hart voor iemand hebben, verliefd worden op iemandit's given me much pain • het heeft me veel pijn gedaangive pleasure • erg aangenaam zijngive a prize • een prijs toekennengive him some rest • gun hem wat rustwe were given three hours' rest • we kregen drie uur rustgive someone a room • iemand een kamer toewijzengive someone a title • iemand een titel toekennengive trouble • last bezorgenhe's been given two years • hij heeft twee jaar (gevangenisstraf) gekregengive someone to understand/know • iemand te verstaan/kennen gevenI'll give you that • dat geef ik toegive a cry • een kreet slakengive someone a sly look • iemand een sluwe blik toewerpengive proof of one's courage • zijn moed tonengive a ring • opbellengive sentence • een vonnis vellengive a shrug of the shoulders • zijn schouders ophalen6 the teacher gave us three exercises (to do) • de onderwijzer heeft ons drie oefeningen opgegeven (als huiswerk)give the facts • de feiten tonengive information • informatie verstrekkengive off • (af)geven, verspreiden, makengive as good as one gets • met gelijke munt betalengive it someone hot (and strong), give it someone straight • iemand er f van langs gevendon't give me that • (hou op met die) onzinthat'll give her something to cry for • nu heeft ze tenminste iets om over te huilen -
13 lam
n. vlucht--------v. afranselen; slaan; meppen; snel vluchten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
14 Buckel
Buckel1〈m.; Buckels, Buckel〉3 heuvelrug, bult4 beslag, knop 〈 van een schild〉♦voorbeelden:du kannst mir den Buckel runterrutschen, raufsteigen! • je kunt naar de maan lopen!jemandem den Buckel voll hauen • iemand een pak slaag gevenden Buckel voll bekommen • een pak slaag krijgenden Buckel voll Schulden haben • diep in de schuld(en) zittenviel auf dem Buckel haben • veel aan zijn hoofd hebbenschon viele Jahre auf dem Buckel haben • er al heel wat jaren op hebben zittenes lief mir kalt über den Buckel • ik kreeg er koude rillingen van2 einen Buckel machen • met een kromme rug lopen, zitten————————Buckel2〈v.; Buckel, Buckeln〉1 beslag, knop 〈 van een schild〉 -
15 spank
n. klap, mep op achterwerk--------v. slaan, er van langs geven[ spængk]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (een pak) voor de broek geven 〈in het bijzonder met vlakke hand/plat voorwerp〉 ⇒ een pak slaag geven -
16 Anzug
Anzug〈m.〉1 kostuum, pak♦voorbeelden:ein Anzug von der Stange • een confectiepak2 im Anzug sein • in aantocht, op komst zijnGefahr ist im Anzug • er dreigt gevaar¶ 〈 informeel〉 jemanden aus dem Anzug boxen, stoßen • iemand een pak slaag geven, iemand een pak aanpassen -
17 lick
n. lik; veeg; klap (slang); uitbarsting van energie, krachtsexplosie--------v. aflikken, likken aan, lekken; (af)ranselen; verslaan; onder de knie krijgenlick1[ lik]1 lik♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————lick2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 likken♦voorbeelden:1 lick (something) off/out/up • (iets) af/uit/oplikkenlick bad habits out of someone • slechte gewoontes er bij iemand uit rammen -
18 dress
adj. feestelijk, officieel, van kleding--------n. japon, jurk--------v. aankleden; zich aankleden; in de rij staan; een gerecht klaarmaken; versierendress1[ dres] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 kleding ⇒ tenue, dracht————————dress2I 〈onovergankelijk en overgankelijk werkwoord; wederkerend werkwoord〉1 zich (aan)kleden ⇒ gekleed gaan, toilet maken♦voorbeelden:dress up • zich netjes/mooi aankleden, zich verkleden/vermommenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)kleden ⇒ van kleding voorzien, kleren aantrekken2 versieren ⇒ opsieren, optuigen5 opmaken ⇒ kammen en borstelen, kappen♦voorbeelden:dress up • verkleden, vermommendressed in one's (Sunday) best • met z'n goeie goed aandressed in black • in het zwartdress up • opdoffen 〈 ook figuurlijk〉; mooi doen schijnen; aanvaardbaar laten ken/maken, leuk brengendress down • zacht/soepel maken 〈 leer〉; roskammen 〈 paard〉; 〈 figuurlijk〉een pak slaag geven, op z'n donder geven -
19 thump
n. stomp, slag; plof, bons, gebonk--------v. stompen, bonzen, bonzen op, slaan (op); op zijn kop geven; bonzen, bonken opthump1[ θump] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————thump2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 stompen♦voorbeelden:————————thump3♦voorbeelden:1 the boy ran thump with his head against the bookcase • de jongen liep bam met zijn hoofd tegen de boekenkast -
20 Zunder
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский
een pak slaag geven
Страницы